
Aan het begin aller dingen was de grenzeloze wereldruimte, die de dichters der Oudheid de Chaos noemden. Deze was zonder maat, zonder aanvang en zonder einde; als een gapende leegte strekte hij zich uit in het onmetelijke. In oorsprong was hij tot in de diepte vol van een duistere nevel. Toch bevatte de Chaos reeds de grondbestanddddelen van al wat bestaat: aarde, water, lucht en vuur.
Uit de vormeloze leegte ontstonden Gaea, de aarde, en de donkere Tartarus, de afgrond onder de aarde; naast deze beiden ontwikkelde zich Eros, de liefde die werkzaam is in het eeuwig Heelal.